Perfecte (bijna) passende gerimpelde stroken, snel gemaakt!

Stof rimpelen en tegelijkertijd vastnaaien is best cool, vind je niet? En supermakkelijk als je de rimpelvoet op een overlockmachine gebruikt.

Hoeveel stroken?

Het eerste waar je rekening mee moet houden, is dat de hoeveelheid stof die voor de stroken (ruches) nodig is afhankelijk is van een paar factoren:

• De instelling van het differentiële transport.
• De drapering en valling van je stof - dunnere en meer soepele stoffen zullen meer rimpelen dan dikkere en stijvere stoffen.
  
  

Precies voorspellen hoeveel stof de gerimpelde stroken over een bepaalde afstand zullen nodig hebben is de grote vraag. Er zijn drie manieren om dit uit te werken:

1. Bereken hoe je lang de gerimpelde strook moet zijn, zoals aangegeven in het ontwerp.
2. Ontdek de plooidichtheid die je mooi vindt door wat oefenstroken te maken, en reken dan uit hoe lang de strook moet zijn om te passen op het deel waaraan de gerimpelde strook moet worden vastgenaaid.
3. Een gokje wagen :-D en later de stroken aanpassen. Dit is de snelste methode, maar dan verspil je misschien wel veel stof. Zorg dat je een flinke hoeveelheid extra stof neemt.

Methode 1: bereken hoe lang de gerimpelde strook moet zijn, zoals aangegeven in het ontwerp

De berekening

Meet de lengte van de gerimpelde strook (de ruche).
Meet de lengte van het deel waaraan het bevestigd zou worden. Deel de waarde (van deze gemeten lengte) door 10. Schrijf het getal op.
Deel nu de lengte van de gerimpelde strook door dit getal.

Hier is een voorbeeld:
De gerimpelde strook is 250 cm.
De onderkant van de rok is 115 cm.

115 gedeeld door 10 = 11,5
250 gedeeld door 11,5 = 21,8

Dit betekent dat je je DT instelling  moet aanpassen om een 21,8 cm lange stofstrook te rimpelen naar 10 cm.

De instelling voor het differentieel transport bepalen om een goed passende, gerimpelde strook te maken

De instelling van het differentieel transport moet worden aangepast om de juiste strook-afmeting krijgen. Knip twee stroken van dezelfde stof die je voor het project gaat gebruiken:

• 1 x strook van minstens 50 cm lang (dit is het ongerimpelde stuk).
• 1 x strook van ongeveer 1 meter lang (het bovenste stuk - dat wordt gerimpeld).
• Allebei de stroken zijn ongeveer 10 cm breed

Zet het DT op een gemiddelde stand en naai ongeveer 15 cm. Meet aan de gladde kant 10 cm op, en meet daarna de lengte van de gebruikte stof die in dit gemeten deel is gerimpeld. Vergelijk dat met het getal hierboven (in ons voorbeeld was dat 21,8 cm).

Als het langer is, en er minder rimpels in de strook moeten komen, dan zet je de DT op een lagere instelling. Als de strook met rimpels korter is, betekent dat dat je meer rimpels nodig hebt, dus moet je de DT op een hogere instelling zetten.

 Blijf testen tot je een lengte van gerimpelde stroken krijgt die zo dicht mogelijk ligt bij de waarde die je in stap 1 hebt berekend.

Methode 2: de gewenste plooidichtheid van de stroken bepalen en de daarbij overeenkomstige lengte van de stroken berekenen.

Om een idee te krijgen van de hoeveelheid rimpels je mooi vindt voor je project, naai je een proeflapje. Als je tevreden bent met het resultaat, teken je op de gladde kant 10 cm af, en meet dan de lengte van gebruikte stof van de bijbehorende gerimpelde strook. Deel deze waarde door 10. Dit noemen we de “Rimpel Factor”.

Meet vervolgens de lengte van de stof waaraan de gerimpelde strook wordt vastgenaaid. Om te berekenen hoe lang het stuk stof is dat je nodig hebt voor de strook, vermenigvuldig je gemeten stoflengte met je “Rimpel Factor”. Ik doe er graag een beetje extra stof bij voor de zekerheid - dit kun je aan het eind altijd nog wegknippen. Want als het te kort is, kun je niet zomaar extra stof aan de ruche toevoegen! Daarom voeg ik nog 5 of 10 keer de “Rimpel Factor” toe.

Bijvoorbeeld:
Ik wil een gerimpelde strook toevoegen aan de onderkant van een rok. Ik heb een test gedaan, en hier is mijn berekening:

Het gladde deel van 10 cm gebruikte 18 cm stof voor de gerimpelde strook
18 gedeeld door 10 = 1,8 - Dus mijn “Rimpel Factor” is 1,8.
De onderrand van de rok heeft een afmeting van 106 cm.

Dus:
(Lengte waar de ruche aan vastgenaaid wordt) x (Rimpel Factor) = stoflengte voor de gerimpelde strook
105 x 1.8 = 189

Voor de zekerheid wil ik 18 cm extra toevoegen (10 x de “Rimpel Factor”), zodat mijn strook voor de ruche 207 cm wordt, ofwel 2,07 meter.

Opmerking over methode 1 en 2

Met één van deze methoden kom je misschien niet helemaal nauwkeurig uit als het over een erg lange lengte moet worden toegepast, dus raden we aan om altijd wat extra lengte voor de gerimpelde strook te berekenen en de volgorde van in elkaar zetten aan te passen.

In plaats van de zijnaden te naaien en te rimpelen, zoals je normaal zou doen, werken methode 1 en 2 het best als je de zijnaden open laat en eerst de gerimpelde stroken aan elkaar naait en daarna de zijnaden aan dicht naait.

Methode 3: een gokje wagen

Het klinkt misschien wat eigenzinnig, maar in sommige gevallen is dit een snelle en effectieve manier van construeren. Een rok met een elastische taille is bijvoorbeeld een goed voorbeeld van waar deze methode zonder problemen gebruikt kan worden, omdat een beetje speling in afmetingen er niet toe doen.

Doe een snelle test om te zien of het rimpeleffect (genoeg plooitjes) goed is en pas het zo nodig aan.

Knip een strook stof voor de ruche die 2 tot 2,5 keer de lengte is van de band waaraan hij bevestigd zal worden. Naai vast en knip de overtollige stof af.

Op deze manier kun je supersnel zomerrokjes maken (zie ook in ons artikel hier).


Wat ga jij maken van gerimpelde stroken en ruches? Heb je inspiratie nodig? Of al gelezen over het gebruik van de geweldige rimpelvoet voor een overlockmachine?

We zijn zo benieuwd naar jouw creatie! Tag Brother op Instagram en Facebook zodat we al jouw mooie projecten kunnen delen en anderen kunnen inspireren.